Het eerste paste in de 2e promotiereeks beter op haar tellen en wist met 12-1 in twee wedstrijden de meerdere te blijven. Het was voor ieder, die beide elftallen in de eerste match te Reeuwijk gedurende 1 kwartier in de ring zag, duidelijk dat Lens voor de tegenpartij een ongelijke, te sterke mededinger was. Een en ander was meer te wijten aan het zeer primitieve spel van RVC, dat zonder verrassende momenten geen ogenblik de aandacht vermocht te trekken, dan wel aan een serieuze exhibition van de eerste blauwwitten. Lens behoefde trouwens niet een sterk spel te spelen. Bovendien ontbrak de inspiratie. Voor ons elftal, na een enerverend competitieverloop (en bovendien in het Voorjaar verschillende malen o.i. onnodig gedurende enkele Zondagen werd vrijgesteld van wedstrijden) vanaf 19 Maart een onrustige tijd meemaakte, was het vertoonde spel voldoende te noemen. Er zijn momenten waarop de spanning te groot wordt en het spel niet meer die hoogte kan bereiken van de voorbije competitie. Dit overwegende mogen wij tevreden zijn. De laatste 2 wedstrijden waren qua spanning en technische kwaliteit niet zo dat het ons noodzakelijk voorkomt ze aan een bespreking te onderwerpen. Wij willen ons hier bepalen tot het neerleggen van onze hulde aan de voeten van hen, die op welke wij ze ook hunne ambitie en activiteit aanwendden tot het bereiken van het fraaie resultaat. Met namen noemen loopt je altijd kans te vergeten.
Uitzonderingen hierbij maken is soms wenselijk, dikwijls noodzakelijk. Dit laatste is het geval wanneer wij hier Dhr. Cas Halleen menen te moeten noemen. Wars van alle vertoon moest hij het over zich laten gaan hoe de voorzitter en de aanvoerder van Lens 1 tijdens het gezellig samenzijn na de wedstrijd tegen RVC hem verdiend huldigden. Dit ook hier te doen ligt echter niet in onze bedoeling en bovendien zouden wij er den trainer geen plezier mede doen. Alleen willen wij vaststellen, dat die dank voortsproot uit werkelijke verdiensten zijnerzijds.
Want denken wij er wel eens aan, dat een trainer nooit een slappe of zelfs maar kalme periode kent ? Dat hij gedurende het seizoen de elftallen moet volgen, zich meer dan wie ook op de verrichtingen van eigen en vooral vreemde spelers moet concentreren, medewerkt aan het samenstellen der elftallen, enz.,enz. ?
Dat hij ook des zomers week in week uit de training moet verzorgen ?
Wordt dit wel voldoende overwogen ?
U begrijpt misschien reeds, waar vlij heen willen. Dank verlangt onze oefenmeester niet, wel waardering, die de leden tonen moeten door de trainingscampagne onvoorwaardelijk mede te maken zonder alle mogelijke reden of redenen te bedenken die hen van hun trainingsplicht kunnen ontheffen !
Beschouwt de training als het wedstrijdwezen !
Dit merkte zeer terecht onze 2e voorzitter ter Algemene op.
Gelukkig traint er Dinsdagen Donderdag een behoorlijk contingent spelers.
Enkelen zijn door blessures of late werkzaamheden verhinderd. Maar anderen blijven halsstarrig in hun absenteïsme.
Zelfs oproepen in het weekbericht, LENSrevue, aanschrijvingen door het secretariaat kloppen aan dovemans oren. De bedoelden blijven onvindbaar. Wij achten deze houding èn voor de andere spelers, èn voor het bestuur en voor den trainer weinig correct.
De onschuldige lezer vergeve ons deze uitweiding. Ze is echter nodig.
Hulde aan het groot getal dat week aan week het werk van den trainer weet te waarderen.
2 juli 1939 – LENSrevue